Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Hetzij [dan] [40]Titus, hij is mijn metgezel en medearbeider bij u; hetzij [41]onze broeders, zij zijn [42]afgezanten der Gemeenten, [en] [43]een eer van Christus. 40. Gr. van Titus, dat is, wil men weten wie Titus is. 41. Namelijk die van de gemeenten van Macedonie nevens Titus hiertoe zijn verkoren, waarvan hij gesproken had vs.18,22. 42. Gr. Apostelen; gelijk dit woord ook voor allerlei leraars en gezanten somwijlen genomen wordt. Zie Rom.16:7. 43. Gr. ene heerlijkheid van Christus; dat is, zulke personen, waardoor de eer van Christus zonderling wordt bevorderd.